U bent hier:
Home
>
Uitgebreide informatie Shiba Inu
> Geschiedenis van de Shiba Inu
Geschiedenis van de
Shiba Inu
Er moeten al voor onze jaartelling honden hebben Bestaan die
op de Shiba Inu leken. Men heeft namelijk resten van dergelijke honden gevonden
die dateren van het zogenaamde Jómon-tijdperk, een tijdvak dat volgens de
westerse tijdrekening in de tweede helft van de laatste 1000 jaar voor Chr. moet
worden geplaatst. Het is echter meer dan waarschijnlijk dat ze al lang voor die
tijd op de Japanse eilanden aanwezig waren. In ieder geval is voor deze hond een
doorlopende geschiedenis van bijna 3000 jaar min of meer aangetoond.
Theorieën over de afstamming van de Shiba Inu, over zijn
voorouders en waar die vandaan kwamen, moeten met de nodige voorzichtigheid
worden geïnterpreteerd. Vaak citeert de ene schrijver de andere, zonder dat er
oorspronkelijke bronnen bestaan. Afstammingstheoretici beweren echter dat de
Shiba Inu en zijn directe verwanten afkomstig moeten zijn uit het zuiden van
China. De overeenkomst met de in die streek levende Pariahonden en ook zijn
gelijkenis met de Mongoolse of Chinese wolf (Canis lupus chano) doen in ieder
geval vermoeden dat deze hond zijn oorsprong ergens in China moet hebben gehad.
Hij zou dan samen met binnentrekkende volken via Korea Japan hebben bereikt. Dat
was de gebruikelijke weg voor veel van de Japanse cultuurgoederen zoals religie,
schrift en wapentechnologie. De Shiba Inu ziet er met zijn schuine ogen
inderdaad nogal primitief uit. (Inu is trouwens het Japanse woord voor hond).
Ook andere uiterlijke kenmerken wijzen op een oorspronkelijke hond, en
veronderstellen een grote verwantschap met de Pariahonden uit Zuidoost-Azië.
Uit diverse bewijzen kan worden opgemaakt dat hij een van de
oudste Japanse rassen is. Dit valt bijvoorbeeld af te leiden uit de gebieden
waarover hij verspreid voorkwam. De Shiba leefde voornamelijk in het centrale en
westelijke deel van het hoofdeiland Honsjoe, en dat vooral in vaak bergachtige
en sterk beboste streken. Iedere streek herbergde al sinds mensenheugenis haar
eigen regionale variëteit, die ook een eigen, lokale naam bezat. Het ras was uit
die verschillende variëteiten opgebouwd en stond bekend onder namen zoals Sanin
Shiba, Mino Shiba en Shinshuh Shiba. Uiteindelijk is voor de meest algemene naam
Shiba Inu (kleine hond) gekozen.
De Shiba is een typische vertegenwoordiger van de Aziatische
keesachtigen, honden die over het algemeen (en de Japanse in het bijzonder)
uitstekend als waakhond en met name als jachthond fungeerden. Dat geldt ook voor
de Shiba, die veel voor de jacht op veerwild werd gebruikt. Een van zijn
specialismen was het opsporen van de yamadori, een soort bergfazant. Hij werd
echter ook voor de jacht op groter wild ingezet. Zo was deze kleine hond
vertrouwd met de jacht op hazen, vossen en dassen, en - wat gezien zijn afmeting
minder in de lijn der verwachtingen ligt - eveneens met de jacht op beren, wilde
zwijnen en herten. Uit het feit dat hij zulk uiteenlopend wild aankon, blijkt
wel dat de Shiba geen alledaagse jachthond was. Dat was ook de reden waarom er
in de streken van herkomst weinig andere honden werden ingevoerd. De Shiba Inu
werd dus in hoge mate zuiver gefokt.
In de jaren 1910-1920 kende Japan een grote opbloei in de
belangstelling voor (huis)dieren van eigen bodem. Deze dieren werden bestudeerd,
hun belang werd vastgesteld, men ondernam pogingen om de betreffende dieren te
behoeden voor een eventueel verval, en richtte diverse verenigingen op dat
gebied op. Deze initiatieven werden officieel ondersteund door de Japanse
overheid. Dat mondde zelfs uit in een wet waarin de van oorsprong inheemse
rassen werden beschermd en tot nationaal beschermd erfgoed werden verklaard. In
dat kader werd in 1936 ook de Shiba Inu in bescherming genomen tegen enig
verval, een unieke situatie in de wereld van de kynologie. De Shiba nam
weliswaar in het geheel genomen slechts een bescheiden plaats in de Japanse
cultuur in, maar hij werd toch als bijzonder onderdeel van die cultuur beschermd
op een manier die menig liefhebber van zeldzame rassen jaloers zou maken. De
fokkerij werd trouwens op, dezelfde basis voortgezet als voorheen. Dat betekende
dat het fokken van deze honden binnen bepaalde,families een traditie bleef. Het
leven van de gehele familie was op die traditionele taak afgestemd.
Ondanks al deze voorzorgsmaatregelen en tradities raakte de
Shiba Inu na de Tweede Wereldoorlog toch in verval. Als gevolg daarvan trokken
kynologen erop uit om in de gebieden van oorsprong nog levende, authentieke
exemplaren van het ras op te sporen. Zij troffen vooral in de dorpen in het
centrale deel van het eiland nog enkele meest getypeerde hondjes aan, en met
behulp van die exemplaren werd het ras nieuw leven ingeblazen.
Tegenwoordig is de Shiba Inu in de streken waar hij
oorspronkelijk vandaan komt, weer bijzonder populair als jachthond en dan met
name voor de jacht op veerwild. Hij wordt echter ook wel als waakhondje ingezet.
Vanwege zijn geringe schouderhoogte heeft hij er nog een
nieuwe taak bij gekregen, namelijk die van gezelschapshond. Dit heeft grote
gevolgen voor het ras gehad, in die zin dat de Shiba Inu inmiddels een van de
meest populairste gezelschaps- en tentoonstellingshonden van Japan is. Hij is
sinds de jaren '70 ook in Europa ingeburgerd. Daar beschouwt men zijn
vervlechting met de traditionele Japanse cultuur als een van de grootste charmes
van de Shiba. Evenals de Japanse cultuur is deze hond meer dan alleen een stijl
of mode. De Shiba Inu weerspiegelt in uiterlijk en gedrag de Japanse manier van
leven.
bron: mijn hond, mijn vriend
|